Waarom blijf je vragen:
‘God, waar ben Je?
Waarom blijf je weg,
laat Je mij alleen?’
Ik heb je nooit verlaten,
loop met je te praten
in de mensen om je heen.
Ik ben de vreemde
die je in je vrienden tegenkomt.
Ik ben de ander
die in trein en bussen naast je stond,
de onbekende
die je ongevraagd begroet,
de stem van stilte
die je in jezelf ontmoet.
Waarom blijf je zingen:
‘God, waar woon je?
Hoe luidt je adres
en je telefoon?’
Geen huis kan mij ooit binden.
Jij, jij kunt me vinden.
In je hart is waar ik woon.
Ik ben de vreemde…
Waarom blijf je zeggen:
‘Kwam de dag maar
dat God als een mens
hier voor mij zou staan?’
Ik sta al dagelijks voor je,
spreek je aan en hoor je.
Waarom kijk je mij niet aan?
Ik ben de vreemde…