De zomer is over,
de herfst is weer hier.
We speelden lang buiten
en maakten plezier.
Nu wordt het vroeg donker,
ik kom tijd tekort:
waar blijft het vuur
waar blijft het vuur
waar blijft het vuur
als het kouder wordt?
De zomer is over,
het is mooi geweest.
We spelen weer binnen,
gedaan is het feest.
De bloemen verwelken
of zijn al verdord:
waar blijft het vuur
waar blijft het vuur
waar blijft het vuur
als het kouder wordt?
De zomer is over,
daar ’s niets aan te doen.
De herfst laat zich gelden,
een ander seizoen.
Ik voel me niet somber
al ben ik bezorgd:
waar blijft het vuur
waar blijft het vuur
waar blijft het vuur
als het kouder wordt?